Indeling in groepen

De Codex welzijn op het werk deelt ondernemingen in in vier groepen: A, B, C en D. Deze indeling bepaalt onder meer de opleidingseisen die gesteld worden aan de preventieadviseurs in deze ondernemingen en de verdeling van de opdrachten tussen de interne en de externe dienst. 
Onderwerpen:
©:

gepubliceerd op 06.09.19 door de redactie, prevent.be

Geactualiseerd op:

Vier groepen

Artikel II.1-2 van de Codex welzijn op het werk deelt bedrijven en organisaties in in vier groepen: A, B, C en D. De indeling in groepen gebeurt zowel op basis van het aantal werknemers als het risiconiveau (tabel). 
Het risiconiveau wordt bepaald door de sector waartoe de onderneming behoort. Art. II.1-2 geeft een omschrijving van deze sectoren. Deze omschrijving stemt niet eenduidig overeen met de NACE-code (statistische code voor de economische sectoren) maar het is wel mogelijk om de omschrijving uit de Codex te verduidelijken door de NACE-codes op te zoeken. In bijlage vind je een gedetailleerd overzicht met sectoren op basis van de NACEBEL codes 2008 of 2025 waarmee je zelf kan nagaan tot welke groep jouw onderneming behoort.  

Tabel Indeling in groepen

Groep AZeer grote ondernemingen en/of een hoog risiconiveau
Groep BGrote ondernemingen en/of een gemiddeld risiconiveau
Groep COndernemingen met minder dan 200 werknemers die niet tot de groepen A of B behoren
Groep DOndernemingen met minder dan 20 werknemers en de werkgever oefent de functie uit van preventieadviseur

Opleidingseisen

De indeling wordt ook gebruikt bij het bepalen van de opleidingseisen die gesteld worden aan de preventieadviseurs van de bedrijven en organisaties. Het hoofd van de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk in een onderneming van groep A moet bijvoorbeeld over een aanvullende vorming niveau I beschikken. In organisaties uit groep B is dat een aanvullende vorming niveau II (Codex, art. II.1-21 - art. II.1-23).

Taken en opdrachten

Deze indeling in vier groepen wordt onder meer gebruikt voor de verdeling van de taken en opdrachten tussen de interne en externe dienst. Bepaalde taken en opdrachten zijn immers verplicht voor de interne preventieadviseur indien deze een niveau I of II is. Het gaat om opdrachten en taken die bedrijfsspecifieke kennis vragen en die, zeker in bedrijven van groep A en B waar toch de nodige deskundigheid in huis is, best intern worden uitgevoerd.

Kleine bedrijven waar doorgaans minder deskundigheid is, mogen meer beroep doen op externe deskundigheid. Bedrijven van groep C, waar geen preventieadviseur niveau I of II aanwezig is, en de bedrijven van groep D moeten een beroep doen op een externe dienst voor de adviezen i.v.m. de risicoanalyse en voor het onderzoek van de arbeidspost na een arbeidsongeval met vier of meer dagen arbeidsongeschiktheid. (Codex, art. II.1-4 - art. II.1-8).