Wat is chroom VI?
Chroom VI is een vorm van het metaalelement chroom. Chroom VI bindt zich altijd aan een andere stof, meestal zuurstof. Na de eerste binding aan zuurstof komt chroom VI vooral voor als chromaat en dichromaat. Die stoffen verbinden zich dan weer met andere stoffen. Daarom gaat het steeds over chroom VI-verbindingen. Chroom VI is in heel wat materialen aanwezig zoals verf, coatings, roestvrij staal, lederproducten en cement.
Waar is er mogelijk blootstelling?
Blootstelling aan chroom VI-verbindingen kan zich onder meer voordoen bij:
- lassen of vergelijkbaar ‘heet werk’ van roestvrij staal
- verspuiten van chroom VI-houdende verf
- schuren, snijden, slijpen of lassen van oppervlakken behandeld met coatings met chroom VI
- aanbrengen van coatings, i.c. verchromen van metalen of kunststofoppervlakken
- bewerken of aanbrengen van houtbeschermingsmiddelen
- werken met cement
- verwerking van leer
Blootstelling aan chroom VI gebeurt vooral door inademen, maar kan ook door direct contact met de huid of door inslikken.
Wat zijn de risico's?
Chroom VI-verbindingen zijn ingedeeld als kankerverwekkend categorie 1A op basis van de CLP-verordening (2008/1272/EG). Dat betekent dat het gaat om stoffen waarvan het bewezen is dat ze kanker veroorzaken bij mensen. Daarnaast kan blootstelling aan chroom VI overgevoeligheid van de huid en luchtwegen veroorzaken, zoals astma, en kan het leiden tot specifieke orgaantoxiciteit voor de longen, lever en nieren.
Bovendien is chroom VI sterk corrosief en kan het ook acute effecten met zich meebrengen.
Preventie
De meest effectieve manier om blootstelling te voorkomen is contact met chroom VI-verbindingen vermijden door vervanging (producten zonder chroom VI of met een lager gehalte). Op basis van de REACH-verordening (2006/1907/EG) gelden er beperkingen voor het op de markt brengen van producten met chroom VI. Ook het aanpassen van werkprocessen (bv. gesloten processen) kan de blootstelling vermijden of terugdringen.
Als het niet mogelijk is om het risico te vermijden, dan zijn technische oplossingen aangewezen, zoals een goede ventilatie in combinatie met plaatselijke afzuiging. Op de laatste plek komen persoonlijke beschermingsmiddelen.
