Gebruik van cytostatica in de thuisverpleging
De laatste jaren nemen de thuisverpleegkundige taken bij de kankerpatiënten toe. Een belangrijke oorzaak is de steeds kortere opname in het ziekenhuis. Cytostatica worden opgestart in het ziekenhuis, maar worden bij de patiënt thuis verder gezet. In het thuismilieu ontbreken de faciliteiten en de organisatie van een ziekenhuis, waardoor de gezondheidsmedewerkers – voornamelijk de verpleegkundige, zorgkundige of huishoudhulp – risico lopen. Deze werknemers zijn zich vaak minder bewust van de mogelijke gezondheidsrisico’s. Bovendien wordt er minder gebruikgemaakt van persoonlijke beschermingsmiddelen (pbm).
Toediening
Cytostatische chemotherapie (chemokuur) is een medicamenteuze behandeling waarbij celdodende stoffen worden gebruikt. Cytostatica worden door excretie verwijderd uit het lichaam. Excretie is de eliminatie van een stof uit het lichaam via bloed, speeksel, braaksel, urine, feces, wondvocht, zweet, sperma of vaginaal vocht.
Cytostatica worden meestal met tussenpozen toegediend. De toediening kan op vier verschillende manieren gebeuren:
- Meestal worden cytostatica intraveneus (via ader) toegediend via een snellopend infuus. Vaak wordt een centraalveneuze katheter geplaatst in een ader om het herhaald aanprikken van de aders te voorkomen. Er wordt soms ook geopteerd voor een totaal implanteerbaar centraalveneus systeem, de ‘poortkatheter’. De poortkatheter bestaat uit twee delen, namelijk een toegangspoort en een katheter, en wordt onderhuids ingeplant. De toegangspoort bestaat uit titanium en is voorzien van een zelfsluitend siliconen membraan. Vanuit de poort vertrekt een soepele katheter waarvan het uiteinde in een bloedvat (ader) wordt gebracht. Door middel van een speciale naald wordt de poort aangeprikt. Zo gaan er steeds meer patiënten naar huis met een vacuümpomp waarlangs cytostatica worden toegediend (de zogenaamde ‘chemopomp’). Een belangrijke verpleegtechnische handeling hierbij is het afkoppelen van de chemopomp en het hepariniseren van de poortkatheter (om verstopping te voorkomen van de veneuze poort wordt heparine ingebracht, een antistollingsmiddel).
- Cytostatica kunnen ook via de mond ingenomen worden, zodat ze via het maag-darmstelsel opgenomen worden.
- Het toedienen via de spieren of het onderhuids toedienen wordt weinig toegepast wegens risico op abcessen en lokale irritatie.
- Ten slotte bestaat er ook nog de regionale toediening (bv. met zalven).
Gezondheidseffecten
De bijwerkingen die de patiënten kunnen ervaren, worden ook teruggevonden bij gezondheidswerkers aan huis. Deze zijn: huidirritaties, haaruitval, diarree, misselijkheid, duizeligheid, lichthoofdigheid, hoofdpijn, ... De ernstigere effecten zijn mutageniciteit (afwijkingen in het erfelijk materiaal), teratogeniciteit (afwijkingen bij het ongeboren kind), reprotoxiciteit (afwijkingen van de vruchtbaarheid en op het nageslacht) en carcinogeniciteit (kankerverwekkende effecten) bij de mens. Omwille van deze CRM-eigenschappen worden cytostatica beschouwd als gevaarlijke geneesmiddelen waarop specifieke regelgeving van toepassing is.
Beroepsblootstelling
De beroepsblootstelling wordt bepaald door het soort cytostaticum, de toedieningsvorm, de verspreiding in de omgeving en de zorgvuldigheid waarmee met het cytostaticum en de uitscheidingsproducten omgegaan wordt. De blootstelling kan direct of indirect zijn.
Directe blootstelling
Onder ‘directe’ blootstelling verstaan we het rechtstreeks contact met het cytostaticum zelf en met de uitscheidingsproducten. De duur van het voorkomen van cytostaticaresten in de excreta is afhankelijk van het soort cytostaticum. Algemeen kan echter gesteld worden dat tot zeven dagen na de toediening van cytostatica, de uitscheidingsproducten ‘besmet’ kunnen zijn. Maar er zijn uitzonderingen waarbij de eliminatie veel langer duurt (bv. Tomudex®). Het mogelijke contact met deze excreta vormt in de thuisverpleging het grootste risico. In het ‘Verpleegkundig Cytostatica Compendium’ staat de duur per cytostaticum vermeld. Het is dus belangrijk dat de thuisverpleegkundige via het ziekenhuis op de hoogte wordt gebracht van het soort cytostaticum dat werd toegediend, zodat hij/zij in het compendium de besmettingsduur in excreta kan opzoeken.
Indirecte blootstelling
Onder ‘indirecte’ blootstelling verstaan we het onrechtstreeks contact met het cytostaticum of met de excreta door contact te hebben met oppervlaktes en materialen die ‘besmet’ zijn met cytostatica of excreta. Hierbij denken we aan het toilet, de wc-stoel, de bedpan, het urinaal, het beddengoed, de kleding, de vloer, het sanitair, … Dit contact kan plaatsvinden bij de hygiënische verzorging van patiënten (bv. ‘bedbad’, hulp bij toilet), toedienen van een intiem toilet (bv. verschonen van incontinentiemateriaal, ledigen van het urinaal, reiniging van de stuit na de ontlasting), stomazorg, verwisselen of ledigen van een urinezak, verwisselen van een wonddrain, … Er moet ook stilgestaan worden bij de meer technisch-verpleegkundige handelingen die in de thuisverpleging steeds meer aan bod komen. De thuisverpleegkundige moet bijvoorbeeld de chemopomp afsluiten via een totaal implanteerbaar intraveneus toegangssysteem en dient deze te hepariniseren.
Blootstellingswegen
Er zijn drie mogelijke blootstellingswegen: via de huid (de belangrijkste weg), via aerosolen en via ingestie na hand-mondcontact. De Canadese onderzoekers Hall et al. (CAREX Canada, 2017) categoriseren de blootstelling voor ambulante zorgmedewerkers als ‘middelmatig’. Zij komen tot dit besluit omdat deze zorgmedewerkers gemiddeld slechts 5% van de tijd blootgesteld worden (een lage frequentie dus), maar dit wel met een beperkte toepassing van controlemaatregelen. Studies in Duitsland (Böhlandt et al., 2017), Japan (Yuki et al., 2014) en Nederland (Meijster et al., 2006) hebben wel aangetoond dat het thuismilieu ook gecontamineerd wordt.
Risicohandelingen
In het thuismilieu houden het uitvoeren van handelingen met betrekking tot het toedieningssysteem en eventuele ‘calamiteiten’, de grootste risico’s in. Calamiteiten zijn onbedoelde besmettingen van medewerkers. Een zogenaamde ‘spillkit’ (noodkit) moet alle mogelijke beschermingsmiddelen bevatten.