De studie
In het rapport Estimations actualisées du phénomène de sous-déclaration des accidents du travail en Europe (geactualiseerde schattingen van het fenomeen van onderrapportering van arbeidsongevallen in Europe, n.v.d.r.) actualiseren de onderzoekers van Eurogip de schattingen van niet-aangegeven arbeidsongevallen in Europa die tot meer dan drie dagen afwezigheid hebben geleid. De studie heeft betrekking op de periode 2019-2021 en volgt op een eerste in 2017 gepubliceerde analyse. Eurogip is een informatiecentrum gespecialiseerd in de verzekering en preventie van beroepsrisico’s in Europa en werd opgericht door de Franse verzekeraar Assurance Maladie - Risques professionnels.
Waarom onderzoek doen naar onderrapportering?
De incidentiecijfers (aantal arbeidsongevallen per 100.000 werknemers) die de onderzoekers uit de Europese gegevens over arbeidsongevallen haalden, laten grote verschillen zien: in 2019 varieerde, tussen de verschillende landen, de incidentie van de niet-dodelijke arbeidsongevallen (ongevallen met meer dan drie dagen ongeschiktheid) bijvoorbeeld van 62 tot 3.425. Die verschillen vallen op de eerste plaats te verklaren door de verschillende verzekeringssystemen tegen arbeidsongevallen, maar ook door de onderrapportering van ongevallen.
In 2019 varieerde de incidentie van niet-dodelijke arbeidsongevallen van 62 tot 3.425.
Analysemethode
Voor deze analyse vergeleek Eurogip de gegevens van Eurostat over:
- de Europese Statistieken over Arbeidsongevallen (ESAO);
- de Enquête naar de arbeidskrachten van de Europese Unie (EAK) (EU Labour Force Survey, EU-LFS), waarvan de specifieke module ‘Arbeidsongevallen en andere werkgerelateerde gezondheidsproblemen’ werd uitgevoerd in de loop van 2020.
Om die gegevens te kunnen vergelijken en analyseren, heeft Eurogip de bestudeerde populaties, het concept ‘ongeval’ en de periodes op elkaar afgestemd. Daarvoor gebruikten de onderzoekers twee methodes:
- de ‘ratiomethode’: gebaseerd op de schatting van een theoretisch aantal niet-dodelijke arbeidsongevallen op basis van het aantal dodelijke arbeidsongevallen (een ratio waarvan wordt aangenomen dat die stabiel is als jaargemiddelde en niet erg gevoelig is voor onderrapportering);
- de ‘enquêtemethode’: gebaseerd op de schatting van de incidentiecijfers die de respondenten van de enquête naar de arbeidskrachten van 2020 vaststelden.
Voorzichtigheid is geboden
De bekomen resultaten moeten met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd, aangezien ze afhankelijk zijn van de nauwkeurigheid van de verzamelde gegevens en de gehanteerde statistische methodes.
De ESAO worden bijvoorbeeld samengesteld op basis van gegevens van de sociale zekerheidsinstellingen over slachtoffers van arbeidsongevallen. De cijfers maken een onderscheid tussen dodelijke en niet-dodelijke arbeidsongevallen (met meer dan drie dagen ongeschiktheid). Gegevens over ongevallen met minder dagen ongeschiktheid worden niet verwerkt.
De EAK is gebaseerd op enquêtes die jaarlijks door de nationale statistiekbureaus worden uitgevoerd (in België is dat Statbel) en vervolgens door Eurostat worden samengevoegd. Voor het luik over arbeidsongevallen, dat in 2020 toegevoegd werd aan de bevraging (ad-hocmodule), wordt aan de respondenten gevraagd of ze tijdens de laatste 12 maanden slachtoffer waren van een arbeidsongeval, ongeacht het aantal dagen ongeschiktheid. Bovendien kunnen voor dergelijke enquêtes grote methodologische vertekeningen blijven bestaan: methodes en periodes voor het interviewen van de bevraagde personen, weging van de individuen, enz. Die enquêtes kan men dan ook niet beschouwen als een perfect homogene dataset.
Hoewel het aantal dodelijke ongevallen laag is (in heel wat landen slechts enkele tientallen), kan de plotselinge variatie van het ene jaar op het andere de waargenomen ratio’s ingrijpend veranderen. Dat is dan niet noodzakelijkerwijs toe te schrijven aan een stijging of daling van de onderrapportering, maar eerder aan conjuncturele gebeurtenissen. Het is dus aangewezen de resultaten voor die landen met grote voorzichtigheid te bestuderen.
Resultaten
Heterogene rapporteringsniveaus
De resultaten bevestigen dat de rapporteringsniveaus sterk variëren van land tot land, schommelend tussen minder dan 10% en bijna 100% (zie afbeelding). Die resultaten zijn coherent met de eerdere studies van 2017 (die betrekking hadden op 2013) en wijzen op heterogene rapporteringsniveaus tussen landen. Ze laten een onderscheid zien tussen de:
- verplichte verzekeringsstelsels tegen arbeidsongevallen: deze stelsels – monopolistisch en publiek, privaat of gemengd – bestaan al lang en hebben een rapporteringsniveau dat dicht bij 100% ligt;
- meer gediversifieerde verzekeringssystemen met doorgaans lagere rapporteringsniveaus. Deze categorie omvat:
- de Scandinavische landen waar de ongevallenverzekering deel uitmaakt van een algemeen stelsel van sociale bescherming;
- de meeste Oost-Europese landen die bij de laatste uitbreidingen tot de Europese Unie zijn toegetreden;
- landen zonder specifieke verzekering tegen beroepsrisico’s waarbij die risico’s worden beheerd door andere bevoegde autoriteiten en/of vallen onder andere stelsels, zoals de ziekteverzekering.
Impact van de gezondheidscrisis
De studie belicht eveneens de mogelijke effecten van de gezondheidscrisis op de rapportering van arbeidsongevallen in 2020 en 2021.
De resultaten bevestigen dat de rapporteringsniveaus sterk variëren van land tot land, schommelend tussen minder dan 10% en bijna 100%.
Het jaar 2020 kenmerkte zich door een daling van het aantal geregistreerde ongevallen in bijna alle lidstaten van de EU, met uitzondering van Denemarken, Hongarije, Italië en Slovenië. Ook de incidentiecijfers vertonen in de meeste landen een dalende trend, ook al zijn er hier uitzonderingen zoals de eerdergenoemde landen en daarnaast ook Letland, Noorwegen en Roemenië.
Als gevolg van de vertraging van de economie en de tijdelijke sluitingen is het aantal blootgestelde personen gedaald. Dat betekent echter niet dat de blootstelling aan risico’s ook is afgenomen. De nieuwe manieren van werken die sinds de crisis ingang hebben gevonden (zoals telewerken), gaan gepaard met andere soorten beroepsrisico’s.
Tot slot bieden de incidentiecijfers maar tot op zekere hoogte een graadmeter van de blootstelling aan het risico. Volgens de statistische aanbevelingen moeten de gegevens over de blootgestelde populaties die de landen naar Eurostat sturen, immers worden uitgedrukt in ‘aantal natuurlijke personen’ (en niet in ‘voltijdse equivalenten’), waardoor men dus geen rekening kan houden met de periodes van beperkte activiteit (zoals gedeeltelijke werkloosheid).
De gezondheidscrisis heeft bovendien ook een impact gehad op de gerapporteerde aantallen van arbeidsongevallen. De nationale praktijken voor de erkenning van COVID-19-besmettingen als arbeidsongeval (en/of beroepsziekte) liepen sterk uiteen. In Italië en Denemarken bijvoorbeeld – landen waar het mogelijk was COVID-19-besmettingen als arbeidsongeval te erkennen – is het aantal schadegevallen aanzienlijk gestegen (respectievelijk +12% en +48% tussen 2019 en 2020).
Geschatte rapporteringsniveaus (2019-2020)
De hieronder afgebeelde kaart geeft een visuele voorstelling van de rapporteringsniveaus van arbeidsongevallen in de Europese lidstaten voor de periode 2019-2020. De rapporteringsniveaus zijn ingeschat op basis van de hoger aangegeven methodes.
Figuur Rapporteringsniveaus van arbeidsongevallen in Europa in 2019