Gebouwen beschermen tegen bliksem op basis van risicoanalyse

Een blikseminslag verhinderen is niet mogelijk. Daarom is het belangrijk om de risico’s te analyseren en te kiezen voor een gepaste bliksemafleiderinstallatie.
©:

preventFocus 8/2016

Auteur:
Anthony Theys, Heleblitz
Geactualiseerd op:

Risicoanalyse

Schade door blikseminslag kan zich voordoen omdat bliksem inslaat op het gebouw zelf, op de grond in de nabijheid van het gebouw of op kabels die met het gebouw verbonden zijn.  Zo'n blikseminslag kan schade teweegbrengen door brand, explosie of het vrijkomen van chemische stoffen maar kan ook leiden tot storingen in elektronica, elektrische toestellen of netwerken. Ook personen kunnen gewond raken. 

De doelstelling van een risicoanalyse is om uit te maken of 

  • een bliksemafleiderinstallatie vereist is, en
  • indien ja, welk niveau van bescherming deze installatie moet bieden.

Is een bliksemafleiderinstallatie vereist?

Centrale vraag is daarom of de kans op schade door een blikseminslag voldoende hoog is om de investeringen in een beveiligingsinstallatie te verantwoorden. In principe kan elke constructie door de bliksem geraakt worden, maar soms is de waarschijnlijkheid erg beperkt of is de verwachte schade te gering om hoge kosten te rechtvaardigen.
Maar ook andere parameters spelen mee. Constructies die behoren tot het culturele erfgoed (musea, kerken, archeologische sites…), installaties voor energieproductie of gegevenstransmissie die bij uitval kunnen zorgen voor een onaanvaardbaar hiaat in openbare dienstverlening, of gebouwen die regelmatig grote groepen herbergen (theaters, scholen, sporthallen…) zullen er meestal uitkomen als risicodragend.

Factoren om mee rekening te houden:

  • ontwerp van het gebouw: bij hoge gebouwen is de kans op een blikseminslag groter; voor gebouwen met een hoogte van meer dan 25 meter is een bliksembeveiligingsinstallatie op basis van het KB Basisnormen bijvoorbeeld verplicht.
  • omgeving: bij gebouwen die omringd zijn door andere gebouwen is de kans kleiner 
  • materiaal: elektrisch materiaal aan de buitenkant van het gebouw, bv. beplating of gewapend beton, biedt een zekere natuurlijke bescherming tegen blikseminslag. Bij niet-geleidend materiaal zoals hout of baksteen is dat minder het geval.
  • aantal blikseminslagen in de omgeving: in sommige gebieden zijn er gemiddeld meer blikseminslagen dan in andere
  • waarde van het gebouw en de inhoud, gevoelige elektronica in het gebouw
  • verlies van inkomsten in geval van een storing
  • vluchtmogelijkheden en aantal werknemers in het gebouw
  • brandbeveiliging in het gebouw
  • historische en culturele waarde van het gebouw, bv. musea, kerken, archeologische sites…
  • de sociale functie van het gebouw bv. theaters, scholen, sporthallen
  • kabelaanleg tot aan het gebouw: als elektriciteits- en telecommunicatiekabels volledig in de grond zijn gelegd, is het risico dat overspanningen veroorzaakt door blikseminslagen naar het gebouw worden geleid kleiner dan wanneer de kabels geheel of gedeeltelijk boven grond zijn gelegd.
  • geleidbaarheid van de grond: in geval van een blikseminslag in de grond in de buurt beperkt een goed geleidingsvermogen van de grond  het risico; een slecht geleidingsvermogen vergroot het risico dat overspanningen veroorzaakt door blikseminslagen via de grond binnendringt. Kleiachtige materialen hebben een goed geleidingsvermogen, terwijl zand, fijn zand en steen een lager geleidingsvermogen hebben.

Welk beveiligingsniveau is vereist?

De risicoanalyse moet niet alleen aantonen of een bliksemafleiderinstallatie al dan niet nodig is, maar ook het vereiste beveiligingsniveau bepalen en dit voor elk deel van de constructie. De normenreeks EN IEC 62305 Protection against lightning omschrijft vier beveiligingsniveaus (I,II, III en IV) voor structuren. Het hoogste beveiligingsniveau is niveau I, het laagste is niveau IV. Ze stemmen overeen met een doeltreffende beveiliging van respectievelijk 98%, 95%, 88% en 81% van de gevallen.
Het beveiligingsniveau bepaalt de robuustheid (en dus de kostprijs) van de afleiderinstallatie. Dit heeft onder andere te maken met de grootte van de mazen van de afleiders, de minimale lengte van de aardverbindingen, de vormgeving van de opvangelementen, enz.
De beveiligingsniveaus gelden niet noodzakelijk voor de gehele constructie: zo gebeurt het vaak dat voor het schip van een waardevolle kerk niveau III volstaat, maar dat voor de toren een beveiliging van niveau II geldt.

Hulpmiddelen voor de risicoanalyse

Tabellen op basis van type gebouw

Een beperkte risicoanalyse maakt louter gebruik van tabellen waarbij op basis van het type gebouw (bv. openbaar zwembad, watertoren, bibliotheek, industriegebouw met besmettingsgevaar voor de omgeving, politiekantoor, …)., een aanbevolen beschermingsniveau wordt aangegeven. De Technisch Nota T026 van 2010, uitgegeven door het Belgisch Elektrotechnisch Comité, bevat dergelijke tabellen.  

EN IEC 62305

Dergelijke overzichtstabellen werken vrij algemeen en houden geen rekening met specifieke omstandigheden. De normenreeks 62305  hanteert een uitgebreidere reeks van parameters om het risico te bepalen. De norm is een leidraad zowel voor de risicoanalyse maar ook voor  het ontwerp, de installatie en het beheer van bliksembeveiligingssystemen.

Deze norm is onderverdeeld in 4 delen:

  • EN 62305-1: Bescherming tegen bliksem - Deel 1: Algemene principes
  • EN 62305-2: Bliksembeveiliging - Deel 2: Risicomanagement
  • EN 62305-3: Bescherming tegen bliksem - Deel 3: Fysieke schade aan constructies en levensgevaar
  • EN 62305-4: Bescherming tegen bliksem - Deel 4: Elektrische en elektronische systemen binnen constructies 

EN 62305-2 is gebaseerd op een benadering voor het evalueren en beheren van het risico met als doel:

  • het evalueren of een bliksembeveiliging (intern, extern of beide) al dan niet noodzakelijk is
  • het bepalen van de toe te passen veiligheidsmaatregelen, zowel interne (bliksemafleiders, equipotentiaalverbindingen, magnetische bescherming,…) als externe.

De norm is in 2024 geactualiseerd en vervangt de versie uit 2011. Voor EN 62305-2 is de belangrijkste wijziging de invoering van het concept "single risk". Het verlies van mensenlevens en het verlies door brand is samengevoegd tot 1 enkele risicocategorie, wat de analyse eenvoudiger maakt en wat zorgt voor een meer geïntegreerde benadering voor het bepalen van maatregelen.

Upgrade jouw abonnement

Deze tekst is momenteel niet toegankelijk binnen jouw abonnementsformule. 
Ontdek onze verschillende formules.