Rioolarbeiders blootgesteld aan een chemische cocktail

Uit een meetcampagne uitgevoerd door het Franse voedselveiligheidsagentschap Anses onder de rioolwerkers van de stad Parijs, blijkt dat zij worden blootgesteld aan carcinogene, mutagene en reprotoxische stoffen. De studie brengt eveneens de risicovolste taken in kaart. In de meeste situaties liggen de geregistreerde concentraties onder de grenswaarden voor blootstelling. Maar ten gevolge van de gelijktijdige blootstelling aan verschillende chemische samenstellingen kan men niet verzekeren dat de impact op de gezondheid nihil is.

Metingen
Tussen oktober 2014 en maart 2015 voerde het Anses een individuele meetcampagne uit bij de rioolarbeiders van de stad Parijs, om de zeldzame gegevens die in de literatuur beschikbaar zijn, te verrijken. In totaal werd een veertigtal verontreinigende stoffen drie keer gemeten tijdens elk van de volgende taken: het verzamelen van informatie, het schoonmaken van de roosters met hoge druk, het reinigen met een machine, het reinigen van de machines, de extractie van het ontzandingbassin en het reinigen met hoge druk.

Onder meer de volgende verontreinigende stoffen werden gecontroleerd: metalen zoals lood, nikkel, cadmium en kobalt, polycyclische aromatische koolwaterstoffen zoals pyreen, vluchtige organische verbindingen zoals trichloorethyleen, benzeen, vinylchloride en tolueen, alsook andere stoffen zoals koolstofmonoxide, ammoniak, stikstofdioxide,...

Concentraties van metalen
Alle resultaten wijzen op de extreme variabiliteit van de gemeten concentraties, zowel op het niveau van de taken als op het niveau van de verontreinigende stoffen. De meest voorkomende metalen zijn kobalt, gekwantificeerd voor alle taken, en cadmium. Nikkel werd tijdens de meeste metingen gedetecteerd, maar de concentraties liggen onder de kwantificeringsgrenzen. Voor de gekwantificeerde metalen zijn de concentraties die in de riolen werden gemeten, opmerkelijk hoger dan de concentraties gemeten in de buitenlucht. Het percentage metalen in de PM10-deeltjes varieert afhankelijk van de taken. De PM10-deeltjes die tijdens de extractie van het ontzandingsbassin werden gemeten, bevatten de hoogste concentraties metalen. 

Concentraties van PAK’s
Bij de uitvoering van deze meetcampagne werden enkel fenantreen, antraceen, benzo(k)fluoranteen, dibenzo(a,h)antraceen en benzo(g,h,i)peryleen tijdens bepaalde taken gekwantificeerd. Benzo(a)antraceen en pyreen kwamen nooit voor. Benzo(a)pyreen, fluoranteen, chryseen, benzo(b)fluoranteen en indeen(1,2,3-cd)pyreen werden gedetecteerd, maar de concentraties waren lager dan de kwantificeringsgrenzen. De onderzoekers benadrukken evenwel dat, ook al werd pyreen tijdens deze meetcampagne niet opgespoord, andere studies wel de aanwezigheid van deze polycyclische aromatische koolwaterstof (PAK) hebben gekwantificeerd. Dat kan verklaard worden door een verschillende aard van de lozingen tussen de twee meetcampagnes. Deze resultaten wijzen dus op een grote variabiliteit in tijd en ruimte van de concentraties.

VOS
De meest voorkomende vluchtige organische stoffen (VOS) zijn BTEX (benzeen, tolueen, ethylbenzeen en xyleen), alkanen (nonaan, decaan, undecaan, dodecaan en octaan) en 1,2,4-trimethylbenzeen.

VOS zijn organische verbindingen die door motorvoertuigen kunnen worden uitgestoten. De in de riolen gemeten BTEX-concentraties zijn doorgaans hoger dan de maxima van de in de buitenlucht gemeten niveaus. Dit wijst op het bestaan van interne bronnen in de riolen.

De hoogste concentraties werden gemeten voor tolueen, en dit tijdens de extractie van het ontzandingsbassin (920 en 600 μg.m-3). Bij het verzamelen van de informatie registreerde men een piek van decaan (720 μg.m-3).

Het profiel van de concentraties en gemeten verontreinigende stoffen is verschillend naargelang de uitgevoerde taken. Er kunnen twee groepen van taken onderscheiden worden: enerzijds taken met een hogere blootstelling zoals de informatieverzameling, de reiniging met hoge druk en de extractie van het ontzandingsbassin en anderzijds de overige taken. De laagste concentraties werden geregistreerd tijdens de reiniging van de machines met hoge druk, een taak die in de buitenlucht plaatsvindt.

Sommige VOS werden tijdens deze meetcampagne nooit opgespoord: trichloorethyleen, trichloormethaan, CCl4, vinylchloride, 1,2-dichloorethaan, naftaleen, styreen, 1,4-dichloorbenzeen, dichloormethaan en hexachloorbutadieen.

GWBB
Het is onmogelijk om blootstellingsscenario’s uit te werken die representatief zijn voor de chronische blootstelling van rioolwerkers, wegens de kwaliteit van de beschikbare blootstellingsgegevens alsook de variabiliteit in ruimte en tijd van de lozingen in het rioolnetwerk.
Daarom hebben de onderzoekers van het Anses, louter ter informatie, de resultaten inzake concentraties van vervuilende stoffen vergeleken met de bestaande grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling, teneinde mogelijk verontrustende concentraties in kaart te brengen. Hieruit blijkt dat de gemeten maximale concentraties voor alle stoffen met een GWBB-8u één tiende lager zijn dan de GWBB-8u, uitgezonderd voor nikkel, cadmium, kobalt en ammoniak. Voor deze stoffen zijn de gemeten maximale concentraties de helft lager dan de GWBB-8u.

Cocktail
De stof-per-stofaanpak van deze meetcampagne heeft zijn beperkingen, want rioolwerkers worden uiteraard blootgesteld aan een cocktail van chemische stoffen. Hoewel de blootstellingsniveaus die voor elk van de stoffen gemeten werden, doorgaans laag waren in vergelijking met de bestaande referentiewaarden, kan men blootstellingspieken toch niet uitsluiten.

Daarenboven zijn verschillende biologische agentia niet geïdentificeerd. Hiervoor voerde het Anses eveneens een meetcampagne uit om de biologische vervuilende stoffen te onderzoeken voor de schimmel Aspergillus flavus en de endotoxines. De resultaten van deze campagne zijn nog niet bekend.

Symptomen
Uit de epidemiologische studies uitgevoerd onder de rioolwerkers van de stad Parijs blijkt dat ze het vaakst digestieve (diarree, misselijkheid, braken, maagkrampen, maagontsteking), respiratoire (benauwdheid, droge hoest, piepende ademhaling, beklemd gevoel in de borst), en otorinolaryngologische (sinusitis, irritatie van de keel) symptomen rapporteren. Huid-, oog- en algemene symptomen (hoofdpijn, duizeligheid, vermoeidheid) komen ook opmerkelijk meer voor bij rioolarbeiders.

Hoog sterftecijfer
De mortaliteitsstudies objectiveren een hoog sterftecijfer bij de rioolwerkers, voornamelijk voor lever- en longkankers, zonder dat hiervoor een of meerdere risicofactoren, meer bepaald chemische of biologische agentia, in kaart kunnen worden gebracht.

Risico’s in kaart brengen
Naast de klassieke preventiemaatregelen die gericht zijn op de werknemers (opleiding, mechanisering van de taken, vaccinatie, gezondheidstoezicht,…), raadt het Anses aan om de risico’s in kaart te brengen die gepaard gaan met de rioleringsnetwerken (identificatie, centralisatie en actualisering van de kennis over de rioolzones met specifieke omstandigheden), om regelmatiger te controleren of de lozingen van niet-huishoudelijk afvalwater in overeenstemming zijn met de lozingsvergunningen, en om netwerken te creëren waarvan de hydrauliciteit de zelfreiniging van de riolen mogelijk maakt.

Het Anses roept eveneens op tot bewustmaking van het grote publiek en vindt dat er sensibiliseringscampagnes georganiseerd moeten worden, enerzijds om de bevolking eraan te herinneren dat men niet alles zomaar in het rioleringssysteem mag lozen, en anderzijds om de burgers good practices op het vlak van lozing mee te geven.

BronFacteurs de risques professionnels éventuellement en lien avec la surmortalité des égoutiers, ANSES, april 2016.

: PreventMail 28/2016